Interview met Siem Boon, directeur Tong-Tong Fair (deel 1)
De Tong-Tong Fair (TTF) zet momenteel haar tenten op op het Malieveld in Den Haag. Het grootste Indische festijn van Nederland maakt zich klaar voor alweer de 53e editie. De afgelopen jaren heeft het ‘grootste Euraziatische festival van Europa’ veel kritiek over zich heen gekregen. In een openhartig gesprek met Indisch 3.0 vertelt mede-TTF-directeur Siem Boon haar kant van dit verhaal. Een interview in twee delen.
Tekst: Kirsten Vos. Fotografie: Tabitha Lemon
Naast mededirecteur van de Tong-Tong Fair, is Siem Boon ook de kleindochter van Jan Boon, de man die Indisch Nederland nieuw leven inblies, ver voordat die groep doorhad dat zij dat nodig had. Dit jaar is het 100 jaar geleden dat Jan Boon – a.k.a. Tjalie Robinson & Vincent Mahieu – geboren is. De TTF besteedt daar veel aandacht aan, blijkt uit het programma. Maar hoe was het eigenlijk om zijn kleindochter te zijn?
Lezen
‘Het programma benadert Tjalie toch vooral vanuit het perspectief van de lezer, niet uit dat van de kleindochter,’ begint Siem Boon. Siem was 10 jaar toen haar opa overleed. ‘Via de literatuur heb ik hem beter leren kennen, ik had al goede herinneringen aan hem, maar door zijn schrijfwerk en de familieband ben ik bovengemiddeld over hem na gaan denken. Hij was een heel leuke opa, hij was goed met kinderen, net als mijn vader. Hij kon een beetje gek doen. [met pretogen] Een keer kwam hij uit de VS met vakantie in Nederland. Met uitgestreken gezicht liep hij de woonkamer in, terwijl hij een soort Mickey Mouse-hoed op had, je weet wel, met van die ronde oren. Je snapt, dat vond ik prachtig.’
“Hoeveel procent iets Indisch is, dat is toch helemaal niet interessant?”
NOS Journaal
‘Nee hoor, ik had wel door dat hij heel bijzonder was, dat mensen tegen hem opkeken met achting en ontzag. Mensen keken bijna met datzelfde ontzag naar mij: “Kijk, zij is de kleindochter van Tjalie!” Dat zijn overlijden in 1974 op het NOS Journaal was, kan Boon zich nog goed herinneren. ‘Zijn overlijden was een ramp, een schok. Hij is overleden aan een hersenbloeding. Maar dat het NOS Journaal ’s avonds over mijn opa’s dood berichtte, dat dat nationaal nieuws was, dat heeft veel indruk op me gemaakt.’
Hogere eisen
‘Ja hij kon heel streng zijn, zeker tegen lezers van Tong-Tong. Daar merkte ik niets van. Achteraf hoorde ik dat hij hogere eisen stelde aan jongens dan aan meisjes. Dus misschien was hij wel makkelijk met ons meisjes omdat hij minder verwachtingen had. Maar ja. Hij kon gewoon heel geestig zijn en ad rem. Zwaar om hem als grootvader te hebben? Welnee. Voor sommigen is hij misschien een legende, maar als je hem hebt gekend, krijgt hij die proporties niet. Ik denk wel eens, het zou zwaarder zijn als hij er nog wel was. Misschien had hij allerlei strenge brieven gestuurd over wat ik deed.’
Optimisme
‘Wat ik van hem in mezelf herken, een eigenschap die we allebei hebben, is een soort ziekelijk optimisme. Dat is een gevoel van “Misschien is het niet mogelijk, maar je weet nooit.” Wat ik met deze mentaliteit voor elkaar gekregen heb? Dat dit evenement een echt festival geworden is. Dat het meer is dan iets museaals, je weet wel, dat je alleen maar bezig bent met het reproduceren van vroeger. We besteden natuurlijk wel gewoon aandacht aan geschiedenis, maar we stimuleren mensen vooral om door te gaan met de Indische cultuur. We geven er een eigentijdse draai aan. Hoe? Nou, bijvoorbeeld met het optreden ‘North Sea Paradise’ van Balawan en Makana. Het vermengen van oosterse en westerse dans, muziek en opvattingen over bijgeloof in Sekala Niskala.’
Normstellend programma
‘Wat me enorm stoort, is dat mensen ons programma als normstellend ervaren omdat we al zo lang bestaan. Het laatste wat we met dit programma willen, is bepalen wat Indisch is. We bieden dit programma juist aan vanuit de gedachte “Is dit Indisch voor jou? Stimuleert het je, inspireert het je?” Hoeveel procent iets Indisch is, dat is toch helemaal niet interessant? We weten waar mensen aanstoot aan nemen. Juist daarom willen we niet al te stellig zijn en zullen we voorzichtig zijn met zeggen “Indische mensen zijn zo-en-zo.”
Niet-Indische invloeden
‘Wij zijn al lang geen doelgroepevenement meer. De pasar, zo noem ik hem ook nog steeds hoor, is heel gewoon geworden. We zijn een evenement voor heel Nederland geworden. We willen het Indische zoveel mogelijk mensen delen. Wat zeg je? O, de kritiek over het toelaten van het niet-Indische. Ik weet eigenlijk niet goed wat met niet-Indische invloeden wordt bedoeld. Juist de niet-Indonesische items maken ons programma vaak typisch Indisch. Toen we destijds begonnen met Indonesische items, werd dat door sommigen als verwatering gezien!’
“Ik weet eigenlijk niet goed wat met niet-Indische invloeden wordt bedoeld.”
Pasar Gambir
‘Hoe dan ook is de trend van het evenement: meer Azië, ook meer Indonesië, en minder Hollandse stands, zoals in het begin. Als je een Pakistaanse of Vietnamese stand niet-Indisch noemt: zulke koopwaar en zulke handelaren stonden al op de Indische Pasar Gambir, die het grote voorbeeld van de Pasar Malam Tong Tong was. Sommigen verzetten zich daartegen omdat dat niet-Indonesisch is, en dan zeggen ze: het is niet Indisch meer, of niet authentiek meer of whatever, maar Surinaamse en Pakistaanse en andere stands waren er al in de jaren zestig.’
Onzichtbaarheid van een mengcultuur
‘Nee hoor. Als we die zogenaamde niet-Indische invloeden alleen om het geld zouden toelaten, hadden we waarschijnlijk beter allang een puur-Indonesisch evenement kunnen organiseren. Koloniale geschiedenis ligt moeilijk, mengculturen zijn voor de goegemeente onherkenbaar als zodanig, en authenticiteit is voor veel mensen het hoogste goed. Wij blijven zeggen: het Indische is ook authentiek, ons evenement is authentiek, je moet je niet laten aanpraten dat je als Indo minder zuiver of minder authentiek bent dan bijv. een Indonesiër of Hollander.’
Siem Boon vertelt volgende week dinsdag verder, onder meer over de naamswijziging, Calimero en de Pasar Malam Indonesia. Kijk op 24 mei a.s. op onze website!
Jan Boon heeft de basis gelegd voor Indisch Nederland door het, zo je wilt, exotische element van de afkomst naar voren te halen en als gelijkwaardig, zo niet superieur, aan het Europese. In Indië was men, en met name, de beter opgeleiden over het algemeen geneigd om het inheemse element naar de achtergrond te dringen en vooral het Europese van de afkomst te benadrukken. Het Indische bewustzijn, waarbij het niet-Europese=Indonesische/inheemse aspect een essentieel onderdeel vormt, is iets wat hier in Nederland is ontstaan. Daartoe mag men Jan Boon als grondlegger en grote stimulator zien. M.a.w. het was geen kwestie van nieuw leven inblazen maar het doen ontstaan van Indisch Nederland.
Jan Boon, inderdaad een populair dubbel persoon voor zijn komieke schrijven. Maar er word nooit gezegd of erkend dat het niet Tjalie Robinson was die de eerste tot acht pasars heeft opgericht en georganiseerd, maar een vrouw Mary Bruckel Beiten. Nadat Tjalie R.twee brieven aan haar schreef in 1957/58 aan Mary letterlijk haar hulp vroeg, Mary B hem hielp met het initiatief van de TongTong, en niet een zekere Arsath Roin die het idee kreeg van een cabaret avond april 1958 dat door Mary Bruckel Beiten werd georganiseerd met de VIN leden o.a. Tjalie R.
En Mary Bruckel Beiten de director was van dat TongTong avondje.
Met vriendelijke groet uit Canada
correctie/aanvulling:
“…als gelijkwaardig, zo niet superieur, aan het Europese.”
moet gelezen worden:
“…als gelijkwaardig, zo niet superieur, aan het Europese element te stellen.”
Op onnavolgbare wijze heeft Jan Boon als Tjalie Robinson en Vincent Mahieu in zijn vertellingen ons leven in Indië voor de geschiedenis vastgelegd en na de exodus uit Indië in het blad “Tong Tong” ons bemoedigt onszelf te blijven als beste koers voor de toekomst, erfgenaam van Oost en West.
Dank die hem blijft toekomen.