Geert Wilders is Indo en zijn achtergrond speelt mogelijk mee in zijn gedachtegoed. Dat is zo’n beetje de strekking van het verhaal van Lizzy van Leeuwen in de Groene Amsterdammer van 3 september. Met dat artikel beoogt de Indische wetenschapper aan te geven hoe Nederland Wilders een plek kan geven. Een interessante vraag; voor velen zou het een grote opluchting zijn om eindelijk een passend antwoord te hebben op het ‘fenomeen-Wilders’. De psychologie van deze bestuurskundige antropologe schiet daarvoor echter tekort.
door Ed Caffin en Kirsten Vos
Dat het nu bewezen is dat Wilders Indo is, boeit niet zo. Er zijn wel meer Indo-Europeanen in de Nederlandse politiek. En voor de ‘verleidelijke conclusie’ dat Wilders met zijn extreme gedachtegoed zijn Indische voorouders wreekt, biedt Van Leeuwen een te simpel en weinig sluitend verhaal. Het ontstaan van deze radicale ideeën is daar toch echt te complex voor. Dat zijn Indische achtergrond mede heeft bepaald hoe hij tot dat gedachtegoed gekomen is echter wel interessant. Zijn gedachten passen bij oude koloniale superioriteitsgevoelens. En daarmee komen we bij een intrigerende uitspraak, die in De Groene helaas volledig ondergesneeuwd is.
De politicus uit Venlo heeft denkbeelden die zouden kunnen voortkomen uit de koloniale tijdsgeest van zijn grootouders. Doordat nauwelijks het debat gevoerd is over hoe Nederland als samenleving haar koloniale verleden kan verwerken, herkennen we geen ‘symbolen en retoriek die lange tijd gezichtsbepalend waren’ voor de VOC-mentaliteit. Als we deze uitspraak goed begrijpen, wil Van Leeuwen dus zeggen dat, als Nederland wel het postkoloniale debat had gevoerd, zoals België, Frankrijk en Engeland gedaan hebben, we allang een antwoord hadden gehad op Geert. Immers, in die landen zijn er wel rechtsdenkende politici zoals LePen en Dewinter, maar – vrij vertaald naar Van Leeuwen – zijn dat mietjes als je ze vergelijkt met onze geblondeerde rijstevlaai.
Het vervelende is dat ook deze gevolgtrekking weinig soelaas biedt; zij is niet meer dan een hypothetische als-dan redenering. Hoogstens ondersteunt deze het pleidooi om alsnog een postkoloniaal debat te gaan voeren in Nederland, een conclusie die Van Leeuwen heeft getrokken in haar publicatie ‘Ons Indisch erfgoed’ (2008). In feite lijkt in De Groene Amsterdammer van 3 september dus te staan dat Geert Wilders bewijst dat Nederland nodig moet praten over zijn koloniale erfenis. Maar is de inhoud van het hele artikel echt relevant om tot die conclusie te komen?
Zeker. Het familieverhaal van Wilders is aangrijpend. De manier waarop zijn grootouders gestrand zijn in Nederland, zonder dienstverband, pensioen of andere zekerheden, doet denken aan het ‘wij konden niet anders’ van de repatrianten tien tot twintig jaar later. En natuurlijk is het niet onwaarschijnlijk dat zijn familiegeschiedenis een rol heeft gespeeld. Wilders kende zijn tevens deels mogelijk Joodse achtergrond ongetwijfeld, in elk geval in grote lijnen. Of is zijn ‘grote liefde’ voor Israel toeval? Het is trouwens niet ondenkbaar dat hij, als zoveel Indo’s, weinig tot niets gehoord heeft over zijn Indische wortels. Hoe dan ook. Zijn gemengde achtergrond had ook de ideale voedingsbodem kunnen zijn voor een juist grote tolerantie voor andere culturen. Wat is er misgegaan? Zou hij gepest zijn? Gefrustreerd? Anti-moslim geworden door zijn tijd in Israël? Of is hij vroeger om zijn oren geslagen met het gevoel voor humor van Nico Dijkshoorn en zijn vrienden?
En ja, het is schokkend dat sommige Indo-Europeanen dezelfde denkbeelden hebben als mensen die zich verzetten tegen élke etnische groepering. Maar is het onvoorstelbaar? Het simpele gegeven dat iemand een kleurtje heeft, of uit een ander land komt, wil nog niet zeggen dat hij een liberaal denker is. Veel oudere Indische Nederlanders zijn vrij conservatief. Een derde van de jonge Marokkanen vindt dat Marokkaanse Nederlanders het land uitgezet mogen worden als ze de wetten overtreden van het te softe Nederland. En voor degenen die ‘Alleen maar nette mensen’ (2009) van Robert Vuijsje hebben gelezen, is deze anti-vreemdelingenhouding alleen maar een begrijpelijk vervolg op de inleiding van dat boek.
Dan de uitspraak dat Wilders zijn haar blondeert, een ‘politiek symptoom dat ten onrechte niet serieus genomen wordt’, terwijl het tekenend is voor zijn ‘klassieke Indische identiteitsvervreemding’. Wil Van Leeuwen zeggen dat het blonderen hetzelfde is als al die Indo’s die hun achtergrond wilden verdoezelen? Dat zou kunnen. Maar is het niet een tikje overdreven om daar in dit artikel zoveel gewicht aan te verbinden?
Al met al lijkt het betoog te bestaan uit veel losse flodders om aandacht van lezers te trekken, en weinig uit wetenschappelijk onderbouwde uitspraken om een werkelijk nieuw inzicht te bieden in Geert Wilders. Op Indisch internet leidt het artikel nog steeds tot veel onrust, maar in de Nederlandse media is tropische storm Wilders alweer gaan liggen. En daarmee is dit artikel toch een beetje een klassiek geval van jammer. Want het zou best interessant zijn om te weten wat die Indisch-Limburgse Nederlander beweegt. Al is het voor Nederland vooral belangrijk om te weten wanneer het voor hem genoeg is en deze tropische storm helemaal uitgeraasd is.
Door dat artikel van mevr. Lizzy van Leeuwen is uiteindelijk wel bereikt waar velen om vroegen: aandacht voor het “gekleurde” deel van de Nederlands-Indische bevolkingsgroep die van uit Nederlands-Indie dan wel Indonesie naar Nederland trok.
Dat dat over het geblondeerde kapsel van de indo Wilders moest gebeuren, neem ik maar op de koop toe.
Ik maak me meer zorgen over de stappen die hij in de toekomst in het belang van ons land, al dan niet daarbij gesteund door conservatieve indo’s en moslimhaters, gaat nemen, dan over de discussie die gevoerd wordt onder de “Indische Nederlanders”en andere medelanders.
Terzijde: bij VV speelt een zeer goede voetballer Keisuke Honda mee, die in het land van de vijand eveneens zijn afkomst probeert te verdoezelen.
Lijkt me lastig met die naam. Maar welke vijand wordt er bedoeld? Als het Nederland is dan is dat zeker niet de vijand. Japan en Nederland hadden en hebben innige banden. En hoewel de oorlog daar een zekere verkilling in heeft gebracht is dat inmiddels al weer voorbij.
De gelaagde essay* van Lizzy van Leeuwen over Wilders,
kan op de volgende manier worden ontleed:
1. de Indische koloniale geschiedenis tot en met de oorlog in Indië en Nederland,
2. de postkoloniale geschiedenis van Nederland en haar buurlanden na de oorlog tot op
heden,
3. de Indische gemeenschap voor, tijdens en na de oorlog in diaspora;
de culturele-, maatschappelijke- en politieke oriëntering, haar economische positie,
kleur- en rasgevoeligheid, haar assimilatievermogen,
4. de familie geschiedenis van Wilders (of ieder andere Indo).
Deze componenten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zij vormen het fundament en zijn de desem van huidige ontwikkelingen en opnies.
Mevrouw van Leeuwen heeft in haar boek “Ons Indisch Erfgoed” op een orginele en authentieke wijze een ander uitzicht geboden op de recente Indische geschiedenis.
De conclusies en bevindingen die je hier uit kunt trekken zijn niet altijd even fraai en plezierig, zij maken ons bewust over hoe er met deze erfenis en de verschillende leden van de Indische gemeenschap is omgegaan. Daarnaast worden we geconfronteerd met uitspraken, interpretaties en meningen van wat anderen van ons vinden.
Dit heeft zijn sporen nagelaten in alle generaties.
Het pogen om de Indische identiteit opnieuw te benoemen en uit te vinden zie ik terug in het beroemde Indo-vaantje, gebaseerd op Indonesische motieven, van Paatje Phefferkorn dat door de 3de generatie als symbool wordt omarmd.
Van Leeuwen heeft deze lijn doorgetrokken in haar essay en dat heeft geleid tot een prikkelend en confronterend stuk.
Het fenomeen Wilders is een te prachtig voorbeeld om te laten liggen, met ironie en vaart komt de hele Indische geschiedenis voorbij.
Met als resultaat heftige reacties binnen de Indische gemeenschap en daarbuiten.
Maar waar gaat het om, het is uiteindelijk een creatieve analyse en conclusie over hoe er met ons verleden en met onze gemeenschap is omgegaan. De conclusie dat Wilders dan hiervan het resultaat zou zijn is de ironie ten top, Indische humor van de bovenste plank maar met een bittere ondertoon. De boze reacties duiden op de valkuil van het eigen gelijk.
De Wildersdoctrine is niet de oorzaak van de problemen maar het resultaat van een bewustwordingsproces van deze politicus. Dat dit ook hypotetisch in een Indische traditie past is wellicht toeval.
* Essay: Volgens de Universiteit van Groningen
Doelgroep: over het algemeen een ruim publiek, bestaande uit geïnteresseerde, goed opgeleide, redelijk geïnformeerde leken (denk bijvoorbeeld aan lezers van een serieus dagblad).
Tekstdoel: een geïnformeerde en goed beargumenteerde opinie geven over maatschappelijke of economische kwesties op basis van eigen of andermans onderzoek.
Bronnen: variërend van wetenschappelijke literatuur tot populair-wetenschappelijke teksten, websites of actuele berichten in de media.
Ik blijf me afvragen wie of wat die Indische gemeenschap is. Zeker als men het heeft over de tijd van voor en tijdens de oorlog. Ik ben er niet van overtuigd dat er een gemeenschap was in de zin van een samenhangende groep die meer deelde dan de mix van Europese en Aziatische genen alleen. Denk aan de niet te overbruggen kloof tussen de goed opgeleiden en zij die aan de rand van de kampong leefden in die goede oude tijd. Die passen niet in één gemeenschap.De groepen zijn in alle opzichten te divers om ze onder 1 noemer te schuiven.
Wat betreft de standpunten van Wilders en het verband met het koloniale verleden van zijn grootouders dat de bron zou zijn waaraan die standpunten ontsprongen zou zijn, is de redenering geforceerd en gekunsteld. De belangrijkste peiler van de in het artikel in de Groene Amsterdammer uiteengezette theorie, te weten het fenomeen ‘Indische Nederlander’, dan wel het begrip ‘Indoschap’ is niet gedefinieerd. Bovendien is het gebruik van die begrippen in het artikel verwarrend. Een voorbeeld van de kromme logica blijkt uit het volgende: de oma van Wilders is Indisch. Dus is hij dat ook. Passen we de zelfde formule toe met andere variabelen: “mijn opa is Duits. Dus dan ben ik dat ook” is onzin. Hieruit blijkt al iets van het gekunstelde karakter van die redenering. Van Leeuwen kent in haar artikel aan het Indische iets toe wat vaag doet denken aan de rassen theorieën van het Derde Rijk. Ik dacht dat we er met z’n allen toch over eens zijn dat die onzinnig zijn.
Van Leeuwen, net als vele anderen, gaat er zonder meer van uit dat het Indisch-zijn een eenduidig begrip is. De vele discussies op de Indische fora laten zien dat het een onduidelijk begrip is dat door iedereen anders wordt gedefinieerd. In feite is het onbruikbaar om een groep te duiden. Het valt uiteen zodra je zaken als economische en sociale positie, opleiding e.d er bij betrekt. Het is alsof je uit een groep bierdrinkers de Rotterdammers filtert en vervolgens roept dat Rotterdammers van bier houden. Nu geloof ik wel dat er een verband valt te leggen tussen Indië en uiterst rechtse standpunten, maar als je de relatie tussen mensen van gemengde komaf en dat soort ideeën wilt zien zal je eerst die groep preciezer dan nu wordt gedaan moeten definiëren. En niet iedereen die een Indonesische voorouder heeft tot “Indisch” of “Indo” bestempelen. Ik pleit er zelfs voor om het label Indisch en/of Indo helemaal los te laten en een nieuw begrip op basis van eerder genoemde sociale positie en ontwikkeling te ontwikkelen. Ik denk dat door de genen in dit soort discussie te betrekken en er dus een waarde oordeel op te plakken dan wel onbewijsbare (=mystieke) eigenschappen aan toe te kennen, je een glibberig pad op gaat.
Opvallend is dat Van Leeuwen enerzijds stelt “het Nederlanderschap, de vaderlandse taal en cultuur en de aanhankelijkheid jegens Oranje vanouds juist gevierd werden onder Indo’s “, maar ook beschrijft hoe slecht Nederland hen slecht behandeld heeft. Je zou dan toch verwachten dat men zich af zou zetten tegen dat Nederlandse i.p.v. het te verdedigen tegen het “islamfacisme”. M.i. is dit een aanwijzing dat het niet een homogene groep met identieke ervaringen kan zijn. En kom ik weer terug op de verschillen in opleiding en sociale positie en de precieze definiëring.
Citaat uit de bijdrage van Harry Sihan:
En niet iedereen die een Indonesische voorouder heeft tot “Indisch” of “Indo” bestempelen. Ik pleit er zelfs voor om het label Indisch en/of Indo helemaal los te laten en een nieuw begrip op basis van eerder genoemde sociale positie en ontwikkeling te ontwikkelen. Ik denk dat door de genen in dit soort discussie te betrekken en er dus een waarde oordeel op te plakken dan wel onbewijsbare (=mystieke) eigenschappen aan toe te kennen, je een glibberig pad op gaat. [/einde citaat]
De eerlijheid gebiedt mij te zeggen, dat toen ik nog in Limburg woonde (Sittard), ik bij het horen van Indisch altijd dacht aan die eenvoudige gekleurde altijd vrolijk lachende mensen van “gemengd bloed’.
Jullie weten dat de pasar, de markt, een plaats is waar iedereen die in Indonesie woont, of heeft gewoond, regelmatig komt.
Nog steeds zie ik van die oude Indische mensen op de markt hun inkopen doen, en dan denk ik weer aan die oude goede tijd in Sittard.
Ik las daarna ook wel van die verhalen dat dat bij de Europeanen of Indo-Europeanen niet altijd het geval was. Maar OK.
Toen ik voor het eerst op een Indisch-forum kwam kwam kreeg ik de indruk dat ik in een wereld terecht was gekomen, die veel Nederlandser was dan ik vermoedde. Toen ik daarbij ook nog op websites terechtkwam als http://www.indischmuziekleven.com/, werd bij mij de verwarring allengs groter
Ik wist toch zeker dat de Indische mensen die ik kende nauwelijks een boek lazen, laatstaan wisten wie die componisten waren die zoal op die website genoemd werden.
Wat dat betreft, waren het net Indonesiers.
Aldus rees bij mij de conclusie dat er verschillende indische gemeenschappen waren: die van de beter gesitueerden, en beter opgeleiden, en die van de kleine indo.
En wanneer ik nu op het internet surf denk ik dat er sprake is van verschillende indische gemeenschapjes, of misschien gezelschapjes.
De bewering dat de indische gemeenschap 1 gemeenschap is, komt bij dus niet overtuigend over.
Wellicht ten tijde van het Gebaar, waarbij een coalitie werd gevormd?
Maar geef niks, vormt de Nederlandse gemeenschap ook zo’n algemeen samenhangend geheel? Of de Indonesische in Nederland?
Die organisaties die de zeer lovenswaardige bedoeling hebben te streven naar het behoud van de indische cultuur, vind ik prima, maar rijst dan nog de vraag over welke cultuur en van wie, hebben zij het dan?
Het behoud van het petjok, hoor ik daar al iemand zeggen.
OK, maar welk mens streeft er nu om in het belang van de christelijke gemeenschap het Latijn als taal te behouden?
Inmiddels wordt er in de kerken geen noot in het latijn gezongen, liet men mij vertellen.
Een vreemde keus dat petjok overigens, dat moeten wij dus allen beheersen (?), in een periode waarin van elke alochtoon een behoorlijke beheersing van het Nederlands wordt verwacht.
Er zal beslist een gemeenschappelijke noemer of band te ontdekken zijn, maar daar blijft het volgens mij dan bij.
En voor het overige gaat iederen zijn eigen gangetje in de Nederlandse maatschappij en zoeken gelijkgestemden elkaar op.
Ed Vos says:
September 12, 2009 at 14:32
Ik wist toch zeker dat de Indische mensen die ik kende nauwelijks een boek lazen, laatstaan wisten wie die componisten waren die zoal op die website genoemd werden.
Wat dat betreft, waren het net Indonesiers.
Aldus rees bij mij de conclusie dat er verschillende indische gemeenschappen waren: die van de beter gesitueerden, en beter opgeleiden, en die van de kleine indo.
En wanneer ik nu op het internet surf denk ik dat er sprake is van verschillende indische gemeenschapjes, of misschien gezelschapjes.
…………………………………………………….
De Indische Nederlanders (Indo’ s ) lijken precies zoals de Indonesiers en de Nederlanders.
Zijn ook gewone mensen met verschillende achtergronden , opleiding en vorming.
Niet nieuws onder de zon .
Ik heb Indische Nederlanders gekend (“1ste en 2de generatie”) die tot de kleine bungs en nona groep behoren en de deftigen met goede opleing en vorming die hun talen spreken .
Bij de laatste groep zal Petjok of Maleis een verboden taal zijn , in tegenstelling tot de groep die het maatschappelijk en financieel niet geslaagd waren.
Heb zelfs een paar ” anak kolong” gekend .
En ze zijn echt trots dat ze anak kolongs waren.
Citaat Surya
De Indische Nederlanders (Indo’ s ) lijken precies zoals de Indonesiers en de Nederlanders.
—-
Dat is nu mijn punt. Je gaat er van uit dat de Indische Nederlanders een te duiden groep is, terwijl ik dat nu ter discussie stel. Het enige wat de goed opgeleide en de kleine bung gemeen hebben is het land van herkomst en de menging van genen. Stel dat de eerste ondanks het feit dat hij in Indie/Indonesie geboren is absoluut geen Maleis/Bahasa I. spreekt en zich volledig Europees/Nederlander voelt, in hoeverre is hij nog als Indische Nederlander te duiden?
Harry Sihan says:
September 13, 2009 at 13:19
Dat is nu mijn punt. Je gaat er van uit dat de Indische Nederlanders een te duiden groep is, terwijl ik dat nu ter discussie stel.
—————————————–
Tot de 2de generatie kan men min of meer met ” gemak ” de Indische Nederlanders en Indo Europeanen duiden.
Hun uiterlijk , hun taalgebruik (van veel “Maleis “en weinig Nederlands tot goed Nederlands ) , hun kleding , manier van lopen en bij de oudjes van toen , de oudere 2de generatie en de 1ste generatie mannen met hun zware shag .
Dat kan je van kilometers zien.
Bij de 3de generatie en verder zijn de ” typische” kenmerken veranderd , zeker qua uiterlijk en genen.
@ S.A.
Bij de 3de generatie en verder zijn de ” typische” kenmerken veranderd , zeker qua uiterlijk en genen.
Nee hoor Surya,… de hiding kepeset, de loerende afwachtende oogjes, de stoerdoenerij van mas mudah, de kenesheid van de cantiks, deze zie je allemaal al van veraf! Dat ze moderner, gemixter, gevatter zijn, lijkt niet meer dan de ontwikkeling van vroeger naar heden. En daartussen zitten groepen die graag vertoeven in de tropische stormen, dus die zullen vooralsnog nog niet uitgewoed zijn. Ook beroemd is dat die genen verzekerd zijn in de evenzo beroemde qoute “t bloed kruipt … … … ” etc. De Jodencultuur is daar na wat millennia getuige van.
Zware shag? Di. niet meer zo goed voor de bloedvaatjes en longen, en heeft enkel met bewustwording te maken in deze tijden. Nu zijn het tattoos, jeans, petjes en de sate kambing met krupuk kampung die nog eventueel iets verraden van hun roots …
Uiteraard zijn eer genoeg “verschillen”, maar is dat niet iets voor een zoekplaatje van de 7 verschillen? En dan heeft er zich n nieuwe groep aangekondigd … de kinderen van de Indonesiërs alhier, die zich verbinden met de belanda… geen Indo zoals uit d3e koloniale tijd, maar wel van gemengde bloeden in langzaam groeiend aantal, groet Roy
Het gedrag der Indo’s is een typisch westers gedrag, zichzelf profileren door jezelf een “identiteit” aan te meten en je daardoor te onderscheiden van de anderen. Ziehier de ultieme aanpassing aan de westerse ik- cultuur. In het land van herkomst is groepsgedrag het belangrijkst, men doet er van alles aan om niet op te vallen, om een volwaardig lid van een groep te zijn, desnoods door zichzelf helemaal weg te cijferen. Immers behoort men niet tot de groep dan is men een uitgestotene met weinig kans op een volwaardig leven, omdat de groep iemand die “anders” is niet wenst te accepteren.
Mijn beide ouders zijn geboren en getogen in NOI, ik zelf in de jonge Republiek Indonesia, en zou op basis daarvan tot de 2e generatie gerekend kunnen worden. Ik gebruik geen Maleis of Maleise woordjes en slechts een professor in linguïstiek met een zeer goed oor kon mijn Indische achtergrond horen in de te scherp uitgesproken “s” en het feit dat ik een iets te overdreven nadruk leg op sommige medeklinkers. Mijn kleding is niet veel anders dan de rest van de Nederlandse bevolking die bij de gebruikelijke kledingzaken koopt, denk ik. Roken doe ik niet. Kortom, ik val wat de genoemde punten buiten de boot. Zoals ik ken ik nog enkele tientallen mensen.
Als ik de stelling aan hou dat het Indische Nederlanderschap voor een belangrijk deel samen hangt met Nederlands Indië en de cultuur van die samenleving plus de ervaringen van de oorlog en haar nasleep, dan is er geen 3e generatie. En eigenlijk ook geen 2e generatie.
Ik beperk me hierbij uitsluitend tot de groep migranten die naar Nederland is gekomen, zoals mijn ouders. Dus ik heb het niet over hen die in Indonesië zijn gebleven of de kinderen geboren uit een samengaan van Nederlanders en Indonesiërs.
Die unieke cultuur van mijn ouders verdwijnt met hun generatie en wij, hun kinderen kunnen dat niet voortzetten, simpelweg omdat we hun achtergrond (NOI) en ervaringen niet delen. Maar meer nog omdat die cultuur zo sterk verweven is met Nederlands Indië dat het er los van niet kan overleven. Ik keer daarmee terug naar mijn oorspronkelijke stelling dat wat nu als “Indische cultuur” c.q. “Indische identiteit” wordt gepresenteerd een latere en lokale (Nederland) creatie is van en door de afstammelingen van de oorspronkelijk migranten. Daarbij zijn valt het op dat men de lacunes in die creatie op vult met eigen theorieën/verhalen (mythe vorming). Een soort cultureel confabuleren.
Kortom, ik neem afstand van de genen als (enig) bepalend in de definitie Nederlands Indisch en laat geschiedenis en levenservaring het zwaarste wegen. Dat is eigenlijk niet anders dan wat geldt voor ieder andere minderheid die in een meerderheid wordt opgenomen.
Dan rest de vraag: wat ben je dan? Een dergelijke vraag die mijn zoon mij ooit stelde, beantwoordde ik met de wedervraag: in welke taal denk je? Afgezien van de vraag of het belangrijk is om “wat” te zijn. Want dat “wat” is een label; een naam ooit door iemand verzonnen. What’s in a name?
Surya Atmadja schreef : “…de 1ste generatie mannen met hun zware shag .”
De zware sjek van het merk “Tjap warning” in een blauw papieren pakje van De Weduwe Van Nelle en daarbij een rijstvloei merk Club, van de Italiaanse firma SD Modiano. Voorop het pakje keek een man met een rooie baard in een caféachtige ruimte al rokend op van zijn krant. Ik dacht altijd dat hij een professor was. Dat was hetgeen die “kolonialen” rookten. Zij draaiden er torpedoachtige sigaretten van die zij “strootjes” noemden, het uiterste puntje zorgvuldig dichtgedraaid. Mij kwam dit altijd voor als een tovertruc uit het verre Indië, want er zat geen plakrand aan die vloeitjes. Ik heb het ze zo vaak zien doen als jonge jongen. Ik kwam dan bedelen om nog een verhaal over de Jappen, die vond ik zo spannend. Thuis hadden wij alleen maar Moffen, die donderdagavond door onze huiskamer marcheerden als oma op bezoek was en er herinneringen aan W.O. II werden opgehaald, dat liet haar niet los. Vervelende uren waren dat, altijd maar die oorlog. Tot ik een andere oorlog ontdekte en tot mijn genoegen als ik weer zo een Indische Nederlander tegenkwam en vroeg of zij iets over de Jappen wilden vertellen werd dat nooit geweigerd. Die verhalen konden heel lang door gaan en waren in mijn oren pas echt spannend, want die Jappen waren zo gruwelijk. Ik zie de mannen nog voor me, zoals de Heer van E., die een glazen oog had, de Jappen hadden er het licht uit geslagen. Ik vond het ook vreemd dat het als hij vertelde af en toe net deed alsof hij snikte, dat deed zo een grote sterke kerel toch niet, zeker niet als je zware sjek rookte.
Harry Sihan says:
September 14, 2009 at 15:46
Mijn beide ouders zijn geboren en getogen in NOI, ik zelf in de jonge Republiek Indonesia, en zou op basis daarvan tot de 2e generatie gerekend kunnen worden. etc
Mijn kleding is niet veel anders dan de rest van de Nederlandse bevolking die bij de gebruikelijke kledingzaken koopt, denk ik.
————————
Dat is voor mij een herkenbare voorbeeld.
Er zijn verschillende soorten Ind Ned/Indo met verschillende achtergronden.
Zelfs bij de Indonesiers die toen ook mee emmigreerden naar Nederland (NL is niet hun ” patria” ) heb je ook mensen die vloeiend Nederlands spreken .
Tenminste voor mijn gevoel .Ze hoeven niet onder te doen bij de Ind.Ned of Nederlanders , omdat je als ex “Inlanders” (voor 1945) wel beter moet zijn dan de Nederlanders zelf.
Hun kinderen die groot gebracht werden in Nederland waren gewoon Nederlanders , alleen hun huidskleur waren even donker als mijn Indonesische huidskleur en verrieden hun ethnische achtergrond (Sundanees).
Vandaar dat ik H.S goed kan volgen als hij schreef , ondanks zijn NOI achtergrond ben ik een gewone Nederlandse jongeman.
Ik ken verschillende Indo’ s en geimmigreerde Indonesiers uit de kennissen/vriendenkring van mijn ouders die echt Belanda’ s zijn qua houding , kleding en “mentaliteit”.
De zware shag rokende ” oude” Indo’ s al dan niet met hun Hollandse bledar bledoer ken ik dan uit mijn “eigen” kennisenkring , opgebouwd tijdens mijn studententijd , omdat ik indekost was bij een “oude” Javaanse Indo met een Duitse naam .
Via hem kwam ik in kontakt met veel oudere Indo’ s met exotische namen die ik niet eens kan uitspreken .
Leeftijdverschillen van ongeveer 10 of meer jaren was geen uitzondering.
Hun vrouwen waren van Javaanse , Sundanese , Madurese etc achtergrond.
Met een paar van die Sundanese ” mevrouwen” spreek ik soms in het Sundanees .
Citaat Surya:
[…]Vandaar dat ik H.S goed kan volgen als hij schreef , ondanks zijn NOI achtergrond ben ik een gewone Nederlandse jongeman.[…]
Ik hoop jong van geest te zijn maar ben inmiddels de 50 ruim gepasseerd. Maar toch leuk om ‘jongeman’ genoemd te worden.
Wat betreft de verhalen over de Jappentijd: ik had een oudere vriend die als kind was geinterneerd tijdens de Japanse bezetting. Hij vertelde me hoe hij snoep kreeg van de Japanse officieren die soms langs kwamen. En hoe hij gefascineerd was door hun zwaarden die hij van dichtbij mocht bekijken. Verder was het voor hem eerder een soort avontuur. Mijn vader die als krijgsgevangene aan de spoorweg in Thailand moest werken zei altijd dat het per saldo niets uitmaakte of je schop kreeg van een jap of van een belanda. Het ging er volgens van af waar je werkte aan de spoorweg hoe je omstandigheden waren. Dat verschilde nogal.
Van het net geplukt uit de Nieuwsbrief van het Indisch Netwerk. Mevr. van Leeuwen claimt dat deze brief/column geweigerd is door de Volkskrant, zij mocht zich niet verweren tegen Amanda Kluveld.
Amanda’s keuze
Lizzy van Leeuwen
In haar column in de Volkskrant van 5 september 2009 behandelt Amanda Kluveld mijn essay over het postkoloniaal tekort in Nederland (De Groene Amsterdammer 3 september 2009). Tot vervelens toe herhaalt zij in haar stukje dat ze het door mij gebruikte begrip ‘identiteitsvervreemding’ niet kent. Ze zou niet weten wat het zou moeten betekenen. Ervan afgezien dat Kluveld niet in staat blijkt om een haar onwelkom betoog met argumenten te bestrijden, viel mij het volgende op. Hoe is het mogelijk dat een historica er ongeneerd voor uitkomt dat zij dit sleutelbegrip van de twintigste-eeuwse geschiedenis niet kent? Heeft zij de lesstof over de nasleep van de wereldoorlogen en de dekolonisaties – namelijk de talloze volksverhuizingen en diaspora – soms overgeslagen? Nog nooit van ‘gastarbeiders’ of asielzoekers gehoord? Wat vertelt ze haar studenten?
Identiteitsvervreemding is een pijnlijk begrip. Het heeft te maken met ontworteling, met niet-geheel-geslaagde integratie en problematische identificatie: met vragen als ‘waar hoor jij bij?’; ‘bij wie wil je horen?’ en ‘wie mag zeggen bij wie je (niet) hoort?’ Het maakt mensen soms diep aan het twijfelen over de betekenis en waarde van loyaliteit.
Ook Kluveld heeft met deze materie geworsteld en misschien doet ze dat nog steeds. In haar ook op internet veelbesproken column in het NRC Handelsblad van 19 augustus 2003 meende ze als ‘Indische dochter’ (zo bestempelde ze zichzelf) de vloer te kunnen aanvegen met het niet-erkende oorlogsverdriet van de ‘Indische ouwetjes’. Zo noemde ze de generatie van haar Indische ouders en grootouders. Jullie vergeten dat jullie vroeger de kolonisatoren waren, hield zij hen voor, het was hoog tijd dat jullie opkrasten uit Indonesië. Jullie zaten fout met jullie luxeleven. Hou op met dat gezeur over slachtofferschap! – Wist Kluveld niet dat het overgrote deel van de Indo’s – de gemengde bevolking van Nederlands-Indië – een zeer bescheiden plaats innam in de koloniale samenleving? In oorsprong vormde deze groep het seksuele bijprodukt van de Europese overheersing. Dat is door de eeuwen heen een gênant gegeven geweest, voor allemaal. Als groep hoorden de Indo’s noch bij de blanke koloniale geledingen (hun ‘vaders’), noch bij de Indonesiërs (hun ‘moeders’). Voor die moeilijke en rafelige tussenpositie in een koloniale setting hebben de Indo’s niet zelf gekozen. Maar Nederlands-Indië was wel hun land van herkomst, waar ze zich thuis voelden ondanks hun onduidelijke plek. De vervelende gevolgen van het nergens bijhoren hebben de Indische Nederlanders niet alleen vóór, maar ook tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog ondervonden. Dat ging ondergronds door toen ze eenmaal in hun ‘vaderland’ waren gearriveerd.
Een kritische houding tegenover verhalen en mythen over afkomst en erfenis valt aan te prijzen, want eigen onderzoek is voor alle nakomelingen van migranten van groot belang. Maar voordat je je een hard oordeel aanmeet, moet je je wel in de feiten verdiepen en oorzaak en gevolg onderscheiden. Zeker van een historica mag dat worden verwacht. Kluveld heeft dat niet gedaan. Met haar ouwetjes-column schiep ze voor zichzelf een gevoelloze en nonchalante distantie ten opzichte van de eerste generatie Indische migranten, met wie ze zich niet kon of wilde identificeren. Deze ‘Indische dochter’ wilde evenmin loyaal zijn. Ze wilde een openbare afrekening. Dit blijkt ook uit haar timing: de column verscheen vlak na de Indië-oorlogsherdenking, voor vele Indische ouderen een kwetsbaar moment. Over vervreemding gesproken!
Kluveld denkt dat ik identiteitsvervreemding beschouw als een soort ziekte. Dat is zeker niet het geval: ik vind dat een gevaarlijke metafoor. Ik zou eerder neutraal spreken van een onontkoombaar gevolg van de moderne geschiedenis, dat talloze mensen trof en treft. Een pijnlijk gevolg, dat wel. Dat weten bijvoorbeeld ook de oudere Molukkers in Nederland, van wie de kinderen zich overigens de bittere historie van hun ouders wél eigen konden maken.
De vraag is waarom Kluveld zo mataglap, met blinde drift, op mijn essay reageert. Heeft dat misschien te maken met de herkenning of ontkenning van iets dat haar nog steeds zeer doet? Zij staat, ook gezien haar smalende toon, beslist niet boven deze materie – integendeel. Nóg een geval dus van klassieke Indische identiteitsvervreemding.
Van Leeuwen stapelt denkfout op denkfout. Dat is ernstig, en de Groene Amsterdammer onwaardig.
Ondertussen stapt ze over het belangrijkste heen:
Indo’s en zeker 3e generatie Indo’s zijn rijsttafels.
Mijn filosofische analyse is te lezen op:
http://liaturches.blogspot.com/2009/10/rijsttafel.html