‘In kranten overlevingsdrang Indische Nederlanders centraal’
Het is een typisch Indische eigenschap: Indo’s zijn vindingrijke doorzetters en laten zich niet zomaar uit het veld slaan. Wat er ook is, er is altijd een – Indische – oplossing voor. Immers, een Indo kan met een karrètje al wonderen verrichten. Je verwacht het misschien niet, maar in mijn afstudeeronderzoek over de repatriëring ontdekte ik dat deze eigenschap een grote rol speelde in krantenberichten over het vertrek naar Nederland in de jaren ’50 in Indonesië.
27 december 1951
Op 27 december 1951 sloot de “optietermijn” voor Indische Nederlanders. Dat betekende dat ze vanaf die dag niet meer konden kiezen (opteren) voor het warga negara; het staatsburgerschap van Indonesië. Deze datum speelde een sleutelrol in de beginfase van de repatriëring, het onderwerp waarop ik in 2007 afgestudeerd ben (Media en Journalistiek, Erasmus Universiteit Rotterdam).
Afstudeeronderzoek
Wat schreven kranten in Indonesië over deze gebeurtenis, in de jaren na de soevereiniteitsoverdracht? En wat konden we daaruit concluderen over de verwachtingen waarmee repatrianten naar Nederland kwamen? Want waarom deden ze dat eigenlijk, naar Nederland komen? De resultaten verrasten en raakten mij.
Indië Tabe(h)
Over de repatriëring is veel te vertellen. Veel meer dan in dit artikel past. Het eindresultaat van mijn afstudeeronderzoek is een lijvige scriptie, Indië Tabe(h), die je in zijn geheel kan downloaden (pdf, 1,5mb) op een speciaal hiervoor ingerichte website.
Karakter
Voor een historisch overzicht verwijs ik je naar de hand-out die ik heb geschreven voor de Indische school van de Tong-Tong Fair en de paragraaf over repatriëring van Indische Nederlanders in Wikipedia, van mijn hand. Want in dit artikel wil ik aandacht besteden aan het karakter van Indische Nederlanders.
Vastberadenheid
In de 92 krantenberichten over de repatriëring die ik analyseerde, borrelde onverwacht vaak het karakter van Indische Nederlanders naar boven. En dan met name hun vastberadenheid om na elke tegenslag de mouwen op te stropen, vanaf nul te beginnen en het het liefst meteen maar een tikkeltje beter te doen dan de vorige keer. Een voorbeeld van een krantenbericht waarin deze eigenschap centraal stond, was het verhaal van Bart Groenewoud, ondernemer én oorlogsslachtoffer.
Bart Groenewoud: een ondernemende avonturier
Bart Groenewoud verliet Soerabaja in 1955. Hoewel het Nieuw Soerabajasch Handelsblad alleen op 12 april van dat jaar een artikel aan hem wijdde, besloeg dat bijna een halve krantenpagina. Groenewoud was volgens het NSH een ondernemende avonturier met een ijzersterk doorzettingsvermogen, iets dat ook in de beschrijving van andere repatrianten, in andere kranten en andere periodes naar voren kwam.
Ongekende bloei
Groenewoud was in de jaren ’20 vanuit Nederland naar Indië gekomen en maakte daar in korte tijd naam in ‘het amusementsleven, dat in die tijd een ongekende bloei kende’. Toch was hij met andere plannen naar Indië gekomen; hij had carrière willen maken in ‘het hotelbedrijf’. Toen dit onhaalbaar bleek, koos hij ervoor om van zijn hobby muziek zijn werk te maken, samen met zijn broer José. ‘Vooral met ensemble de “Oriëntal Ramblers” werden successen geboekt.’
Na de bezetting knapte Groenewoud zijn ‘dancing Tabarin in drie maanden op.’
Tegenslagen
Keer op keer wist hij tegenslagen te overwinnen, zoals de economische crisis van de jaren ’30 en de Tweede Wereldoorlog, om vervolgens nog succesvoller te worden dan hij al was. Tijdens de Grote Depressie had hij Indië in 1932 verlaten, om in Nederland een vergelijkbare situatie aan te treffen. Daarom had hij in 1937 besloten om samen met zijn muzikale partner zijn geluk in Madagascar en Afrika te zoeken als het duo ‘Marcel et Max’, totdat daar de ‘oorlogsdreiging [hen] terug deed keren naar Java, waar het wellicht veiliger zou zijn dan in Afrikaanse contreien. Dat wellicht was een volslagen misrekening.’
Krijgsgevangenschap
Onder de tussenkop ‘Bestemming gevonden’ beschreef de krant hoe Groenewoud in Soerabaja ‘bedrijfsleider’ werd van een ‘dancing’ en hij ‘eindelijk zijn bestemming’ vond. Na een ‘krijgsgevangenschap van 3 ½ jaar’ moest hij zijn dancing ‘Tabarin’ weer opknappen, wat hem ‘in drie maanden tijd’ lukte en ‘het viel niet zwaar het bedrijf “runnend” te houden.’ Ook toen ‘langzaamaan (…) het getij keerde’, bleef ‘Tabarin’ succesvol en de reputatie die zij had, was volledig te danken aan ‘Bart Groenewoud himself.’
Door te repatriëren ging Groenewoud ‘weer met een schone lei beginnen’
Schone lei
De krant omschreef zijn vertrek naar Nederland als volgt: ‘…zal Bart met vrouw en kind zich een nieuwe toekomst moeten verschaffen. Hij zal, waar dan ook, weer met een schone lei moeten beginnen (…)’. Het artikel eindigde met een persoonlijke groet: ‘Hoe het zij, Bart: Het ga je goed. Dat de “Indrapoera” je behouden met je gezin naar Nederland moge brengen en dat je daar of elders een goed emplooi mag vinden.’
Mijnenveld
Dit is slechts één van de berichten waarin het doorzettingsvermogen van Indische Nederlanders centraal stond. Natuurlijk – de Nederlandstalige kranten in Indonesië hadden in die tijd een verborgen agenda: zij opereerden in een politiek mijnenveld. Zij moesten aan de ene kant geloofwaardig maken hoe goed Indische Nederlanders omgingen met Indonesiërs en tegelijkertijd wilden zij de vertrekkende repatrianten een hart onder de riem steken.
Speelgoedauto
Maar geef toe – jij herkent dit karakter toch ook, uit jouw Indische familie? Die ene oom die van de inhoud van een lucifersdoosje een speelgoedauto kon maken? Die tante die uit het niets een verrukkelijke maaltijd op tafel kon zetten? Dat doorzettingsvermogen, die vastberadenheid – het is een eigenschap waar de Indische gemeenschap trots op mag zijn. Ik hoop dat we die eigenschap vaker centraal zetten als we het hebben over ‘typisch Indisch’.
Dit artikel is een bewerking van een lezing die ik in 2009 heb gegeven op de Tong-Tong Fair. In de hele versie kan je meer lezen over het verloop van de repatriëring en van de verschillende opvattingen van repatrianten over hun toekomst.
Interessant onderzoek! Toch heb ik een vraag. In je artikel geef je een mooi voorbeeld van het doorzettingsvermogen van een Indische Nederlander. Alleen in hoeverre praat je hier over een Indische Nederlander als die persoon in kwestie pas in de jaren ’20 naar Nederlans-Indië is gekomen?
Ha Arjanti, ja, leuke vraag – ik kan me die vraag goed indenken. Voor dit onderzoek heb ik iedereen als Indische Nederlander gezien die 1) een band had met Nederland en 2) tijdens de Japanse bezetting in Nederlands-Indië was (of, in geval van krijgsgevangenen, er zijn woonadres had). Ik heb hierbij de definitie van het Cbs uit (uit mijn hoofd) 2001 gebruikt. Dat betekent dat totoks ook Indische Nederlanders zijn in dit onderzoek.
Mijn vrouw en ik zijn Indo2.0 en mijn kinderen 3.0. Mijn kinderen en hun “soortgenoten” noemen zichzelf zonder enige gêne “pinda’s”. Ik heb 2 prachtige kleindochters 4.0, een tweeling. Zij zien er oerhollands uit met hun blanke huid , blonde haren en blauwe ogen van hun moeder. Zet je ze naast hun totok vriendinnetjes, dan zie je dat ze een licht getinte perzikhuidje en een Indische neus hebben. Verder nog subtiele dingetjes die alleen bij een indo een blik van herkenning teweeg brengt:” Jij bent ook een Indo “.
JF Kennedy zei:”My fellow Americans, ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country”.
Het was de bedoeling dat de repatrianten zich volledig in de Nederlandse samenleving zouden assimileren, met verlies van de eigen culturele kenmerken. De repatriant moest verhollandsen. Het tegendeel gebeurde. De Nederlandse samenleving assimilleerde Indische cultuurelementen van taal, muziek en dans, kunst, eten en drinken, die onwrikbaar in het dagelijks leven zijn verankerd. Daarnaast heeft de Indo zijn onuitwisbare DNA-sporen in de Nederlandse bevolking nagelaten. Als ik mijn kleindochters en al die prachtige 3.0 en 4.0 kinderen zie , denk ik: Dit is wat de Indo voor de country heeft gedaan. De repatrianten hebben mooie mensen aan het land gegeven. The living legacy of Indo 1.0. De indische genen zullen in de volgende generaties in de toekomst blijven voortleven.
Is er verschil tussen moederland en vaderland?
| Genootschap Onze Taal
http://www.onzetaal.nl/taaladv ies/adv ies/moederland-vaderland
Moederland en vaderland kunnen allebei ‘land van oorsprong’ betekenen, ‘land waar iemand vandaan komt’.
In de hedendaagse woordenboeken vinden we bij vaderland de volgende omschrijvingen:
– ‘land of staat waar men geboren en getogen is’ (Van Dale Hedendaags Nederlands)
– ‘land waar iets of iemand van nature thuishoort, land van herkomst’ (grote Van Dale)
– ‘het van de vaderen geërfde land, geboorteland; land van oorsprong’ (Koenen)
Bij moederland geven de woordenboeken de volgende definities:
-‘land van oorsprong, land dat een of meer overzeese bezittingen heeft’ (Van Dale Hedendaags Nederlands én
grote Van Dale)
-‘land ten opzichte van zijn koloniën; land dat koloniën heeft,
Een belangrijke betekenis van moederland is dus ‘land dat koloniën heeft’.
Ik ben op zoek naar : Jetty Versluis, adres in ongeveer 1952 :Dj.Daeng Tompo 19 Makassar