In een serie blogs schrijf ik over ‘gedeeld cultureel erfgoed’ van Nederland en Indonesië; culturele schatten die voortkomen uit het gedeelde verleden van de landen, maar die nu – na een ‘scheiding’ en nieuwe levensfasen los van elkaar – niet vanzelfsprekend meer onder de zorg van de landen vallen. ‘Net zoals een kind van gescheiden ouders, moeten er afspraken gemaakt worden over zorgtaken’, schreef in mijn eerste blog, waar ik inging op het fenomeen gedeeld cultureel erfgoed en voorbeelden gaf van gedeelde culturele schatten ‘overzee’. In dit tweede blog mijmer ik over de vraag waarom Indische sporen in Nederland niet aangeduid worden als ‘gedeeld cultureel erfgoed’.

Sporen van Smaragd in een kikkerland

Van voormalig ‘Nederlands-Indië zijn nog genoeg sporen te vinden in huidig Nederland. De Indische Nederlanders wordt beschouwd als de grootste groep immigranten in Nederland en bijna iedereen kent iemand van Indische afkomst of heeft familieleden die zelf in Nederlands-Indië hebben gewoond of gewerkt. Ook is bijna elke Nederlander bekend met de Indische keuken, hoewel vaak in een vorm ver verwijderd van het oorspronkelijke gerecht (denk aan alle de verhollandste saté of nasi). Misschien kan een deel van de Nederlanders daarnaast nog gebouwen en plekken aanwijzen die herinneren aan Nederlandse gedeelde verleden met Indonesië. Bijvoorbeeld een voormalig VOC-gebouw, een Indische buurt of een monument waar aandacht is voor de meer recente, vaak nog pijnlijke geschiedenis tussen de twee landen.

De Indische keuken. Eén van de bekendste sporen van een gedeeld verleden met Indonesië. Foto: Jago via wikimedia (cc by sa 3.0)

De Indische keuken. Eén van de bekendste sporen van een gedeeld verleden met Indonesië. Foto: Jago via wikimedia

 

Geschiedenis, maar ook erfgoed?

Als je bedenkt hoeveel er nog te zien en te ervaren is van Nederlands en Indonesisch gezamenlijke historie, en je de definitie leest van ‘gedeeld cultureel erfgoed’, vraag je je af waarom we deze term niet gebruiken van de hierboven genoemde voorbeelden. De tradities of plekken met ‘Indische link’ in Nederland zijn toch evengoed ‘culturele en historische producten van een gedeeld verleden, die het waard zijn behouden te blijven voor volgende generaties’?
Toch is dit schijnbaar nog niet algemeen aanvaard. Ja, het zijn ‘cultuurhistorische restanten van het gedeelde verleden tussen Nederland en Indonesië’, maar het tweede deel van de zin – die het waard zijn behouden te blijven voor volgende generaties – is eigenlijk nog nooit hardop uitgesproken door Nederland of Indonesië. Er is weinig omzien naar het kind van gescheiden ouders in Nederland. Gek eigenlijk, omdat broer of zus overzee wel de verdiende aandacht krijgt.


Eerst aandacht voor het zorgenkindje

Vaak is afstand nodig, voor iets toegeëigend wordt als erfgoed. Wat verder weg is, is al bijzonder en het behouden waard. De Indische sporen in Nederland zijn dichtbij en relatief bekend. Hierdoor ervaren we ze als vanzelfsprekend en denken we minder na over de toekomst ervan.
Daarbij moet iets vaak eerst bijna verdwijnen, voordat we de waarde ervan in zien. De historische stationsgebouwen op Java verpauperde ook eerst, voordat Nederlandse en Indonesische overheden zich er om bekommerden (zie eerste blog). De metafoor van het gezin doortrekkend, is dit erfgoed in feite het zorgenkindje die het enkel redt met extra aandacht. Wat dat betreft is het natuurlijk goed te constateren dat Indische sporen in Nederland nog ‘normaal’ zijn en geen erfgoed.

 

Ongelijkwaardig verleden

Van gedeeld cultureel erfgoed is natuurlijk ook geen sprake, zolang Indonesië de restanten in Nederland niet zo beschouwd. De ongelijkwaardigheid van de gedeelde geschiedenis – die ik in het eerste blog ook al kort noemde – maakt dat de koloniale overblijfselen in Nederland niet vanzelfsprekend gevoeld worden als onderdeel van de eigen geschiedenis. Nederland heeft een – zacht uitgedrukt – dominantere rol over Indonesisch verleden gehad dan andersom. Daarnaast zijn de sporen die wel in Nederland aan te treffen zijn, voornamelijk achtergelaten door Nederlanders en Indo-Europeanen, en niet door de ‘gewone’ Indonesiër. Het is dan ook niet te verwijten als de huidige Indonesiër zich niet echt een erfgenaam voelt.

 

Wat niet is, kan nog komen

Toch kan het toe-eigenen met de tijd nog komen. Afstand in tijd is een andere voorwaarde voor erfgoed . De scheiding van de gedeelde geschiedenis is nog jong. De afgelopen decennia was vooruit kijken belangrijker dan terugkijken, omdat het verleden vaak pijnlijk was. Daar komt nu langzaam verandering in. In Nederland en in Indonesië gaat de derde generatie anders met de geschiedenis om dan hun ouders en grootouders. Zij hebben geen persoonlijke herinneringen aan de tijd. Culturele sporen lijken hun negatieve connotatie te verliezen en blijken juist een punt van herkenning en zelfs houvast voor de zoektocht naar een eigen identiteit.

De huidige generaties gaat anders met het verleden om dan haar ouders of grootouders. Lees bijvoorbeeld het Interview met fotografe Anouk Steketee, NRC Handelsblad 29 april 2013

De huidige generaties gaat anders met het verleden om dan haar ouders of grootouders. Lees bijvoorbeeld het interview met fotografe Anouk Steketee over haar project ‘Vroeger is een ver land’ (NRC Handelsblad 29 april 2013)

In het derde deel van deze serie blogs komen minder bekende voorbeelden van Indisch erfgoed in eigen land aan bod, die zijn besproken bij het symposium ‘Gedeeld Cultureel Erfgoed’ tijdens de Tong Tong Fair 2013.